Toen ik zes was, wilde ik graag mooi zijn. Ik wilde lang, blond, golvend prinsessenhaar, mooie make-up en geweldige kleding. Helaas was geweldige kleding niet in de mode. Gek genoeg was lelijke kleding helemaal in. Intens lelijke kleding dan he, niet gewoon een beetje lelijk. Denk aan: geel-met-rode clowntjestruien, hondenpoepbruine tuinbroeken en paarse trainingspakken met bananen erop. Nee, niet retro-leuk. Gewoon helemaal niet leuk.
Qua haardracht hadden de meisjes een pony die ergens op je achterhoofd begon en een soort afdak vormde boven je jampotbrilletje en je hazentanden. Bij de jongens liep die pony helemaal rond. Stel je voor. Dat noemden onze moeders heel kek 'een bloempotkapsel.' Of een 'champignon.' Leuk hoor. Haha. Knip je eigen haar maar eens zo, met een pony van voor, van opzij EN van achter. Kijken of het dan nog zo grappig is.
Mijn haar, los van elke modegril, stond altijd alsof er een stevige wind van rechts kwam. Het haar rechts van mijn gezicht stond namelijk altijd naar binnen toe, wijzend naar mijn kin. Het haar links van mijn gezicht stond altijd naar buiten toe, wijzend naar de hele wereld behalve mijn kin. Je kon je ongans kammen, maar daar trok het zich niks van aan.
Ergens, vaag, had ik wel het vermoeden dat ik niet helemaal moeders mooiste was. Ik dacht diep na en besloot dat ik waarschijnlijk een heel eind op zou knappen van oorbellen. Knijpoorbellen. Die had ik ergens in een naaidoos zien slingeren en die leken me het antwoord op al mijn vragen. Het waren grote, beschilderde, houten oorbellen. Ze pasten, voor zover ik als zesjarige kon zien, prima bij mijn gillend gele trui met daarop twee paprika's met gerimpelde gezichten. Met enig gepruts hingen de oorbellen en kon ik de straat op.
Ik denk dat die oorbellen vijf minuutjes hebben gehangen voor ik naar de wc moest, alwaar er eentje losliet en in de plee viel. Ik schrok daar zo van dat ik doortrok. Heb nog een kwartier sip in het water zitten staren. Het was op dat moment, op die plek, dat ik besloot een stoer kind te worden. Aangezien een mooi kind 'm niet ging worden.
Dus. Heel droevig allemaal. Mocht je me nu eens tegenkomen op een doorsnee dinsdagochtend, in een oogverblindend jurkje, met mijn haar in de krul, strak in de lak en op onhandige hakjes, dan weet je waar dat gedrag vandaan komt. Snif.
bewijsstuk 1.