Sint Maarten. Het feest van vrede. Het feest van de lichtjes. Het feest van samen delen. Sint Maarten was de man die eens een zwerver zag staan zonder jas, en toen belangeloos –de schat- zijn eigen jas gegeven heeft. Wat een voorbeeld. Bij mij in de wijk vieren we dat gedenkwaardige feit nog elke 11e november. De kindertjes lopen dan, o zo snoezig, met lichtjes door de straat en zingen op hun mooist de liefste liederen bij de deuren. Als dank en waardering krijgen ze dan een snoepje. Zoooo kneuterig.
In theorie.
Ik zag deze 11e
november heel wat anders gebeuren voor mijn deur. Een buurjochie en zijn ‘vriendje’
stonden vooraan toen ik de deur opendeed. Ze stonden daar niet zomaar. Dat had
iets te maken met de eerste keuze willen hebben uit de snoepjes op mijn schaal,
die in hun ogen van kwaliteit verschilden. De eerste twee zinnen zongen ze dus
met een schuin oogje op de schaal met snoep. Halverwege de tweede zin raakten
ze er allebei van overtuigd dat ze de eerste keus MOESTEN en ZOUDEN hebben. De
derde zin begon met wat geduw. Aan het eind van de derde zin viel de eerste
klap. “De meisjes hebben BAF!! rokjes
aan.”
Wat er daarna gebeurde was onbeschrijfelijk. Prachtig zingend en kwelend hoekten die twee
jongens mekaar mijn HELE TUIN door. Hun lieve, blauwe oogjes hielden ze daarbij
strak op mij gericht en ze glimlachten ook nog tijdens het zingen. Ze misten
geen enkel nootje, bleven mooi op toon én wisten de ander zo pijnlijk mogelijk
te raken. Op de maat natuurlijk. Werkelijk een prestatie. Het lied werd nog
eens herhaald:
Sint Maarten (BAF!!!!) Sint Maa(DREUN)rten,
De koeien hebben (Goeie stomp in kruis) staarten
De meisjes (hier struikelden ze over een steen in mijn tuin) hebben rokjes aan
Daar komt (hier keelde de één de ander) Sinte Maarten aan.
En geloof het of niet, bij het woordje ‘aan’ stonden ze weer netjes vooraan bij de deur. Bij de schaal met lekkers. Ze keken me uitnodigend glimlachend aan. Het ene kind vanonder de oksel van de ander, waar hij met zijn kop vast in een houdgreep zat, en de ander met één voortdurend knipperend ooglid, van de pijn waarschijnlijk, want die ene kneep hem aanhoudend snoeihard in zijn zij.
Ik heb ze twee snoepjes gegeven, voor de moeite. Ik kon er niks aan doen maar ik vond het gewoon knap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten