maandag 1 september 2014

Vakantie. Levensgevaarlijk.

spanjeWelkom terug in Nederland! Wat leuk en wat FIJN dat jullie er weer zijn. Ja. Want dat moet maar net allemaal goed gaan. We gaan altijd met veel bombarie op vakantie, maar volgens mij is iedereen heel opgelucht als het allemaal weer goed is gegaan. Meestal gaat er namelijk eh…van alles mis.


In mijn eigen leven heb ik daar talloze voorbeelden van. Waargebeurde. Pijnlijke. Het gaat meestal al fout op de heenweg. Wij verloren bijvoorbeeld het linkerachterwiel van ons aanhangwagentje, ergens op die Route de Soleil. De combi asfalt plus voortrazende ijzeren velgen blijkt schitterend vuurwerk op te leveren. Een feloranje, snerpende vonkenregen. Heel speciaal om door je achterruitje te zien, zo in de nacht.

En dan de aankomst. Ook niet risicoloos hoor. Wij hebben toen per ongeluk de dakkoffer van de auto geschraapt. Yep. Want je moet dus eerst METEN om te kijken of je auto met dakkoffer in de garage van je huisje past. Kun je niet gewoon vanuit gaan. Dus. Allemaal dingen die mis kunnen gaan.

Je kan ook ruzie krijgen met de locals. Ik bijvoorbeeld, ik heb ruzie gekregen met een Spaans straatkind dat aan mijn haar trok. Dat pikte ik vanzelfsprekend niet, dus ik rende achter haar aan en trok ook aan haar haar. Tsss, raar kind. Bleek ineens dat het mokkel bij een straatbende van nog 25 levensgevaarlijke straatkinderen hoorde. Kun je de rest van de drie weken onderduiken in je huisje. Verstopt achter de bank. Ik bedoel maar!

Verder vielen wij altijd enorm af omdat we het Spaanse eten goor vonden, verbrandden wij omdat we veel te wit waren en stikten we zowat in de harde korstjes van het stokbrood, omdat we dat niet gewend waren. Ook dingen om rekening mee te houden. Joh, wij pleurden van rotsen, stapten in kwallen en werden geprikt door alles wat ter plaatse rondvloog. We vielen van de bananenboot, krabben beten in onze kont, we verdwaalden in het dorp, moesten brood met mieren eten omdat we "NU EFFE NIKS ANDERS MEEHEBBEN!" en als klap op de vuurpijl hadden we elk jaar alle vier een stevige oorontsteking vanwege al dat zwemmen.

Maar wat was het heerlijk. En wat is Spanje toch een fantastisch land. Mijn allermooiste herinneringen liggen daar. Wat hadden we het leuk met elkaar. Ik zou zo weer gaan.


maandag 14 juli 2014

De Personal Space Van Meeuwen





Ik leen in de bieb altijd de 'Psychologie'. Ik vind het enorm interessant wat babies schijnen te denken, wat tweelingen nu wel en niet hetzelfde doen en wat mensen met een half afgestorven brein doorgaans niet lusten op hun boterham. In mijn vrije tijd doe ik zelf opzienbarend onderzoek. Ik denk nu al geruime tijd na over het onderwerp 'personal space'. Het territorium van ieder mens. In de Psychologie heb ik ooit eens gelezen: een gemiddeld mens wil onbekenden buiten een cirkel van drie meter van zijn lijf, vrienden en familie hou je op een meter afstand en je partner en kinderen mogen tegen je aan staan. Klinkt logisch hè. Nu zag ik alleen (en hier komt mijn eigen opzienbarende aanvulling op het artikel) dat freak'n MEEUWEN dit ook hebben! ECHT WAAR!

Ik reed van school naar huis en op een dubbele lantaarnpaal zag ik een stuk of zes meeuwen zitten. En o, bizarrigheid: Ze zaten allemaal exact even ver van elkaar vandaan. Ik heb even stilgehouden om dit tafereeltje tot me door te laten dringen. Meeuwen! Hebben! Personal! Space! Ik probeerde in te schatten hoeveel centimeter (voor mijn gastartikel in Psychologie) en toen zag ik dat er tussen elke meeuw precies een andere meeuw had gepast. Wonderlijk. Heel wonderlijk… Ga ook eens op straat kijken. Ik beloof je dat je het gaat zien.

En meeuwen hebben gelijk. Personal space IS belangrijk. Ik ken iemand die nog nooit gehoord heeft van een persoonlijk territorium. Iemand, die mijn personal space helemaal niet respecteert. Die mij en mijn Marieke-gebied snoeihard uit zou lachen ALS hij zich zou realiseren dattie er met zijn lompe lijf altijd MIDDEN IN staat. 

Ik noem 'm even Plakkerd. Een gesprek met hem verloopt zo. Plakkerd praat tegen me. Ik denk: 'Jakkes, Plak, waarom sta je zo dicht op me?' Ik doe een stap naar achter. Plakkerd denkt (onbewust) 'Wat sta je toch een end weg' en stapt dichterbij. Ik (heel beleefd) laat het een tijdje zo, maar ik merk dat ik me door deze korte afstand maar heel heel moeilijk op Plakkerd z'n verhaal kan focussen. Omdat ik per ongeluk de neushaartjes van Plakkerd sta te tellen. Daarom stap ik maar naar achter, natuurlijk direct gevolgd door Plakkerd, die zich potdorie alleen veilig lijkt te voelen binnen de onzichtbare muren van mijn personal space. 

De derde keer dat ik een stapje naar achter moet doen, probeer ik het heel onopvallend te doen. Omdat Plakkerd het anders misschien door heeft. En ik vind Plakkerd echt heel aardig. Op zich. Eerst zet ik dus, behoedzaam en geluidloos, mijn ene voetje naar achter. Mijn gewicht is nog altijd op mijn voorste been, dicht bij Plakkerd. Ik let er goed op dat ik hem aankijk en nog steeds luistergeluidjes maak. Hmhm. Oja. Meen je dat nou?Dan, terwijl ik enorm empathisch reageer op zijn verhaal, verplaats ik onopvallend maar snel mijn gewicht naar mijn achterste been. Hier heb ik al mijn concentratie voor nodig. Ik knik snel nog een keer begrijpend naar Plakkerd, vul hem aan, en hups, daar sluit ik mijn voorste voetje weer aan. Om op mijn nieuwe stek te ontdekken dat Plakkerd helaas naar dit deel van de wereld is meeverhuisd. Kak.

Nee, neem dan meeuwen. Rotbeesten met chagrijnige smoelen, schelle stemmen, onchristelijke bedtijden en smerige eetgewoontes, maar zelfs ZIJ snappen het concept personal space. Die zitten gewoon netjes van elkaar af. Tsss.


maandag 7 juli 2014

Geen Tijd voor Geduld




Ik heb enorm veel fijne eigenschappen. Ja. Ik ben volgens mij een heel fijn mens. Ik ben alleen eh...niet zo geduldig. Ahem. 
Ik maak een lijst:

Dingen waarvoor ik het geduld niet heb:

1. Snipje en Snaakje die een snoepje kiezen uit de snoeppot
Logisch dat ik daar geen geduld voor heb. Dat gaat namelijk zo: Pot gaat open. Snipje steekt er een handje in. Roert... Graaft… Grabbelt langduuurig terwijl ze traag en nadenkend 'eeeeeeehm…..eeeeeeeeeehm……eeeeeeeeehm…." zegt. (Ik tap ongeduldig met mijn voet op de grond.) Handje er weer uit. Kijkt van buiten door het glas. Spot een biggenkop. Onderin. Wil de biggenkop. (Ik zucht demonstratief.) Roert anderhalve minuut door de pot. Kan er net niet bij. Snaakje wordt inmiddels kwaad. Die staat nou al bijna een kwartier naast de pot te wachten. Zij probeert haar handje er ook bij in te krijgen. Past niet. Pot te smal voor twee handjes. Mijn bloeddruk stijgt gestaag. Daarna herhaalt dit alles zich, maar dan doet Snaakje het graaiwerk en het eeeeeeeeeeeehm-zeggen en Snipje doet het geïrriteerde wachten.  
AAARGH! Ik heb tegen die tijd serieus de neiging om de hele inhoud van de pot op de grond te keilen en te verspreiden met mijn modderige schoen, zodat iedereen zonder gemier overal bij kan en dan heel hard van TIEN naar NUL te tellen, en bij nul MOET de keuze gemaakt zijn en anders pech, en dan veeg ik direct alles met een grote bezem bij elkaar en fleer ik het weer in die stomme pot. OPSCHIETENNNNN! 


2. Wachten tot mijn nagellak droog is. 
Nee. Sorry. Daar heb ik echt geen tijd voor. Met al mijn geduld lak ik HEEL precies en HEEL secuur mijn nagels. Linkerhand? Makkie. Rechterhand? Mission Impossible. Daarna is mijn geduld op. En uitgerekend DAN moet ik wachten. Nou, dat gaat dus niet. 
Zodra ik weer rechtop ga staan na het nagellakken valt er standaard een pluk haar voor mijn ogen. En niet zomaar een pluk haar, nee, een EXTREEM KRIEBELIGE pluk haar. Zo eentje die je acuut uit je gezicht wil vegen. Wat ik dan dus ook doe. (Resultaat: drie nagels bekrast en een pluk haar roze.) Daarna zie ik ineens dat de wasbak waar ik bij sta eigenlijk heel vies is. Ik pak heeeeeeel voorzichtig een doekje en ga de wasbak boenen. (Doekje roze, vier nagels verpest.) Daarna begint er een kind te blèren. Ik dender de trap af (trapleuning roze, twee nagels lelijk) om beneden het kind in volle tevredenheid te zien kleuren. "Mama, wil je me helpen met deze eenhoorn?" 
"Nee, dat kan niet schat/kijk mijn nagels/nou ja vooruit dan maar."
(Resterende nagels verpest, eenhoorn vol roze vegen.)
Zie je wel. Ik kan het gewoon niet.

3. Insteekhoesjes in een map doen. 
Van die gladde, slappe insteekhoesjes. In een map doen. Wat een VERSCHRIKKING! Wat een vreselijke taak. Wat een jammerlijke ellende om dat te moeten doen. Ik wil er dan voor de vaart vijf tegelijk in doen (eigenlijk twintig, maar ja) omdat ik Snipje bijna moet ophalen van school, maar ik krijg die freak'n gaatjes niet op elkaar dus dan sla ik met de onderkanten tegen de tafel om de gaatjes netjes op elkaar te krijgen, maar daar wordt het alleen op het oog recht van, en die glibberige dingen blijven van mekaar glijen en ik ALS ik ze dan recht heb, blijkt er ergens in het midden van de stapel eentje toch stiekem scheef te liggen. Waardoor het, wat ik ook doe, niet wil. Kan ik die paar sneue hoesjes die wel gelukt waren, weer uit de map halen en alle honderd hoesjes toch maar een voor een in die map priegelen smiegelen terwijl ik nog maar drie minuutjes de tijd heb. O, en bij het uiteindelijk kwaad dichtklappen van de map zit mijn vel tussen de ringen. Fijn.

4. Lijstjes fatsoenlijk afmaken. 
Sorry hoor.




maandag 30 juni 2014

Rondvliegende Tanden en Trollen Op Je Vulpen








Ik zat nog eens aan vroeger te denken. Dat ga je doen als je wat ouder wordt, zoals ik. 
Ik zat te denken aan mijn speelgoed van toen en of dat nou verschilt van het speelgoed van Snipje en Snaakje. In zekere zin niet. Op het plein wordt al minstens vijftig jaar braaf geduikeld (meisjes), gestoepkrijt (meisjes) en gevochten (jongetjes). Dat is dus hetzelfde. Maar er is ook een heleboel veranderd. 

Zo gaan mijn meiden tegenwoordig standaard door het leven met twee paarse, afgeknepen vingertjes. Dat komt door de Loomelastiekjes waarmee ze, op hun vingertjes, armbandjes proberen te maken. (Loombandjes = rottige kleine elastiekjes die al knappen als je er nog over na denkt of je ze uit het zakje zal halen of niet.
Dat is dus heel anders dan vroeger. Loombandjes hadden wij niet. Wij hadden kankerverwekkende scoobiedootouwtjes. Verder hetzelfde idee hoor. En natuurlijk plastic trollen. Die waren toen 'in'. Ik weet werkelijk niet, heb ook nooit geweten, waarom die dingen in waren, maar ik beloof je dat er een tijd is geweest dat iedereen een plastic trol wilde hebben. Ook jij, vuil gniffelende lezer, jij hebt heus wel een keer een trol op het uiteinde van je vulpen gehad. Of anders had je wel een ketting met een trol eraan. O, trouwens... OF je had een ketting met vierhonderdeenentwintig plastic speentjes eraan! Dat was ook in! Jaha! Dat herinner ik me ook ineens. Kijk zulke:


fig 1.



Ik denk toch dat de kinders van tegenwoordig het beter hebben hoor. Met hun scootersteppen en hun wiebelboards. Joh, wij hadden ministeck! MINISTECK! Daar trok je alle tien je nagels aan stuk als je het uit dat witte bord wou trekken en dan HAD je het eruit en dan zat het in je oor, je neus, in de stofzuigerzak of in de hond z'n darmkanaal. Niks aan! 

Volgens mij zijn de kinderen van nu echt beter af. Waar de kinderen van nu moeiteloos afvallen terwijl ze op de Wii de meest geweldige spellen spelen, lagen wij grijs van verveling onderaan de trap te wachten tot onze regenboogkleurtrapspiraal 
EIN-DE-LIJK gearriveerd was. Hadden we zelfs nog een vrijwilliger nodig om het ding halverwege de trap maar weer een zetje te geven. Tsss. 
Kinderen van nu slaan met denkbeeldige tafeltennisbatjes de virtuele bal over het scherm. Hoe veilig is dat! Mijn twee voortanden zijn er ongenadig uitgevlogen omdat wij tafeltennissen in 1999 nog met tafeltennisbatjes deden. Houten. Echte. Harde...

Mijn moeder zei altijd: van verveling word je creatief. Zou het waar zijn? Ik teken wel veel… Hm… Dat doet mij en mijn plastic tanden wel weer goed. 


maandag 23 juni 2014

Ik Mag Niet Hinniken



Waar het bij veel gezinnen aan tafel nooit gezellig is, was het vroeger bij ons veel TE gezellig. En dat was vreselijk. Vraag maar aan mijn vader. 

Mijn vader was, als hij na een lange dag werken terugkwam van kantoor, meestal niet in de stemming voor giebelen, grinniken en/of grapjes maken. Hij was dan moe en wilde eerst, voordat hij wat ging doen, in alle rust zijn bord leegeten. Maar o zuur lot, mijn zusje en ik waren aan tafel helaas standaard op ons meligst. Precies dan moesten wij -vrijwel elke avond- ongecontroleerd gieren over eeh…over…over niks eigenlijk. O, wat was niks weer ongekend grappig! Mijn vader noemde het geluid dat wij maakten 'hinniken' en hij vond het bloedirritant. Omdat het nergens over ging, omdat het nooit stopte en omdat het zo'n hoog piepend geluid was. En omdat hij er gewoon niet bovenuit kwam. Er was geen normaal gesprek te voeren met mijn moeder, omdat links en rechts van haar twee broekpiesende grieten slap over tafel hingen te janken van de lach. Om niks he, ik herhaal het nog maar even. 

Mijn arme, gaar gewerkte vader werd dan steeds kwaaier en verbood ons nog EEN hinnikje te hinniken. Stel je voor. Verbood ons. Dat KAN toch niet!? We knepen onze lippen dan uit alle macht op elkaar. Daardoor ging de hysterische lach die hoe dan ook TOCH naar boven wilde, helaas door onze neusgaten naar buiten. Dan kreeg je dus een eerst krakend geluid, dan een keiharde knor en dan een langgerekte snork die van heeeeeeeel ver aankwam en die toch altijd weer (ECHT per ongeluk!) eindigde in een luidkeelse WHAHAHAHAHA!!

En dan moesten we op de trap. Ik weet nog dat mijn zusje werd verbannen naar de trap om daar in haar eentje te 'hinniken' en dat toen mijn broertje het stokje der gezelligheid maar even overnam. Hij was een nogal onervaren moppentapper, maar had het idee dat het gemis van mijn zusje (dat op de gang plotsklaps een belastingdiensthumeurtje had) gecompenseerd moest worden en dat hij daar de aangewezen man voor was. 

Hij haalde diep adem en riep over tafel: 
"Zitten twee varkens in een hok, zegt de een UNOX!" en vervolgens lachte hij zo vreselijk hard dat hij rood aanliep, van zijn stoel rolde en de tranen uit zijn ogen moest vegen. Hij was alleen vergeten dat hij eerst nog had moeten zeggen: 
'Zegt het ene varken Knorr. Zegt het andere varken…' 
Om de mop nog een clou te geven, zeg maar.  
Arme jongen. Je kon hem wegdragen. Opvegen. Zijn eten zat overal.
Ook hij mocht op de gang gaan hinniken. 

Weetje, moppen tappen is lastig. Lachen om saaie moppen ook. Maar niet mogen lachen is schier onmogelijk. Geloof mij maar. 


maandag 16 juni 2014

Geld, Trollen en Bittere Armoe



Wij kregen vroeger zakgeld. Op zaterdag. Een gulden ofzo. Ik schaam me dood dat ik in de tijd leefde waar men nog GULDENS kreeg als zakgeld, maar het was nu eenmaal zo. 
Mijn geliefde zusje en ik gingen heel verschillend om met ons zakgeld. 

Mijn zusje was een Vrekje. Met een grote V. Zij kreeg precies evenveel zakgeld als ik en was ook even vaak in het jaar jarig (EEN miezerige keer) dus in principe zouden we evenveel geld moeten hebben. Maar dat was helaas niet zo. Ik herinner me dat mijn zusje op een dag ACHTENDERTIG gulden had. Een ongekend kapitaal! Ze was er dan ook erg mee in haar nopjes. Elke dag ging zij met een vage, gelukkige glimlach naar boven. Dan sloot zij de deur zachtjes, ging op haar bed zitten en keerde haar spaarpot om. Niet om haar geld uit te geven (o nee, dat nooit) maar altijd om haar geld op bed uit te spreiden, het te aaien, er zachtjes tegen te fluisteren of er gewoon verliefd tussendoor te rollen. Zij zat dan lang boven en wenste niet gestoord te worden. Behalve door mij. Ik mocht wel binnenkomen om haar en haar geld te zien. 

Dat was denk ik omdat ik een dwangmatige spender was. Als ik een gulden kreeg, werd ik spontaan zenuwachtig. Een koortsachtige hebberigheid maakte zich van mij meester. Ik pakte dan mijn paarse fietsje en crosste hijgend naar de eerste de beste speelgoedwinkel. In mijn hoofd buitelden dropsleutels, Magnums, afgeprijsde poppen en meterslange pakken stiften vrolijk over elkaar heen. 
O, ik WILDE wel een vrekje zijn, zoals mijn zusje, maar ik KON het eenvoudigweg niet. Het lukte gewoon niet. Dan dwaalden mijn gulden en ik een uur door die speelgoedwinkel, tot de verkoper ons kwaad begon aan te kijken. En dan kocht ik wat. Maakte niet uit wat. Daarna fietste ik (een stuk langzamer en diep, diep gelukkig) weer naar huis. 

Ik rende dan gelijk naar boven om mijn aanwinst aan mijn zusje te laten zien. Even jaloers maken, zo noemden wij monsters dat. Ik herinner mij nog levendig die ene keer dat ik naar boven rende met iets dat ik net had gekocht. Een plastic trol met fluorescerend roze haar. Op een skateboard. Ja, dat was het. Ik gooide de deur open en riep opgetogen en een tikkeltje gemeen: "Kijk eens, wat ik van mijn geld heb gekocht!"


En toen zag ik haar pas. Midden tussen haar glinsterende geld. Het lag in nette rijen gesorteerd op haar bed. Het meest glanzende muntje lag in haar hand. Ze kon haar spiegelbeeld er in zien. 
Ze heeft toen heel heel heel hard gelachen om mijn trol op een skateboard. Heel hard. En als je haar er nu naar vraagt, schiet ze weer in de lach. 

Ik ben een loser.



maandag 9 juni 2014

Dood aan de Braam!




Sommige mensen hebben een levensmotto. Dat vind ik heel interessant. Ik wil zelf ook wel een levensmotto. Alleen, elke keer als ik erover nadenk kom ik niet verder dan YOLO. En dat is gewoon het sneuste levensmotto dat je kunt bedenken.
Ik las laatst wel ergens een motto dat ging van “Draag je mooiste jurkjes! Je leeft te kort om ze in de kast te laten hangen!” Zoiets, maar dan anders hoor, want als ik ‘m nu overlees komt het gelijk heel fatalistisch over. Zo van: “Trek die vergeten jurken van je vandaag nog aan, want voor je het weet ben je zo dood als een pier en HOE staat die jurk dan he? Nou? NOU?!” 
Zo pakte ik ‘m niet op en ik heb best leuke jurkjes in mijn kast, daarom vond ik het direct een topmotto.

Dus. Gisteren stapte ik uit bed en trok een kanten jurkje aan, met een lichtglanzende panty, deed een stoere riem om mijn middel, mooie oorbellen in en mijn leukste hakjes aan. Daarna bracht ik Snipje op de fiets -met tegenwind- naar school. Die dingen moeten ook gebeuren namelijk. Toen ik weer thuis was moest ik even nadenken wat ik nu eens zou gaan doen. De tuin schreeuwde om aandacht en al snel stond ik op hakjes in de tuin te spitten. 


Gewapend met een joekelige tuinschaar begon ik vol goede moed een klimop te ‘attakeren’. Zo noemde mijn lief dat. Ik vond zelf dat ik heel beleefd stond te hakken en te knakken en te breken, maar kennelijk zag het er van een afstandje nogal agressief uit. Ik liet de vervelende klimop al snel voor wat het was en begon een stekelige, chagrijnige braam aan te vallen. Wat ik toen heb ontdekt is dat mijn nieuwgevonden levensmotto SUCKT! 

Bramen aanvallen blijkt niet te kunnen met een kanten jurkje...
Ik had er nog geen blaadje afgesnoeid of ik hing al met mijn jurkje in die braam. Rats/krak/scheur! Nou, dat ging lekker. Toen ik probeerde de tak die het gedaan had helemaal verrot te knippen, pakte een andere tak stiekem mijn jurk en kraste nog er nog een gat in. Woest was ik. Ik heb gevochten met die braam tot ik stampend van woede mijn lief riep, die me kwam helpen om die braam gruwelijk te verdelgen. Lekker voor die braam. 

Van de braam EN van mijn nieuwverworven levensmotto is niks meer over. 
YOLO. Prima motto. 


maandag 2 juni 2014

Stralen in Paprikatrui (Deel 2)



Ja, hallo weer. Ik wil toch even terugkomen op mijn topic van vorige week: jammere kleding. Verschillende lezers hebben me, om mij een hart onder de riem te steken, een jankend lelijke foto van zichzelf gestuurd. Daar ben ik natuurlijk heel blij mee, dankuwel. Het heeft mij wel aan het denken gezet. Dat zal ik eerlijk zeggen. Want er klopt iets niet aan... Er klopt iets heel erg niet. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat 'toevallig' die complete generatie die klein was in de jaren '90, zo intens lelijk was. Dat is gewoon TE toevallig. Het moet ergens aan gelegen hebben. Wij zijn volgens mij lelijk gemaakt. Door iets. Of iemand. Aan onze snoetjes lag het niet.

Ik ben over het algemeen niet zo complottheoriemens, maar bij het zien van mijn fotoboek denk ik toch: Hoe kan dit... Niet alleen ik, maar wij allemaal waren de pineut. Bijvoorbeeld; Mijn vriendinnetjes op mijn schoolfoto proberen allemaal wanhopig, maar zonder succes, onder hun pony door te kijken. Het jongetje naast me lijkt zijn kleren binnenstebuiten aan te hebben en zijn hoofd achterstevoren op zijn lijf. Het jongetje daarnaast…wacht... is dat überhaupt wel een jongetje? Voor mijn eigen looks mag je m'n vorige blog nog een keertje bekijken. Soms, als ik mijn fotoboek bekijk, weet ik niet of ik moet lachen of janken. Iedereen, werkelijk IEDEREEN is lelijk als de nacht. Waar lag dat aan!?

Ik ben op onderzoek uitgegaan. Ja. Dat klinkt overdreven, maar dit onrecht liet me niet meer los. Gravend in de geschiedenis kwam ik nog zo'n periode tegen. Mijn zusje maakte me daarop attent. Zo'n periode waarin alle mensen van eenzelfde generatie er waanzinnig slecht uit zagen. De Gouden Eeuw. Klinkt als een eeuw waar je wilt zijn, he!? Nou, niet dus. Kijk maar eens naar de portretten die toen gemaakt zijn. In deze periode gebeurde PRECIES zoiets als er in de jaren negentig gebeurde. Iedereen was ineens lelijk. In de Gouden Eeuw werd werkelijk iedereen, arm en rijk, dik en dun, baby en bejaarde, ineens een wenkbrauwloze, wimperloze, lijkbleke, papperige homp deeg met een zuunig tuutbekkie en een witte kraag. Again: WAAR lag dat aan? 

Ik weet het niet. Voor de looks in mijn jeugd heb ik altijd mijn moeder de schuld gegeven. Beter gezegd, de smaak van mijn moeder. Nog beter gezegd, de afwezigheid van enige vorm van smaak bij mijn moeder. (Vroeger he. Vroeger. Tegenwoordig ziet ze er elke dag erg leuk uit.) Maar mensen; de smaak onzer moeders KAN het niet zijn. Ja, onze moeders zijn eh… dertig plus, maar de Gouden Eeuw hebben zij NIET op hun geweten. Ik tast in het duister. 
Je hoort nog van me. 





maandag 26 mei 2014

Stralen In Mijn Paprikatrui





Toen ik zes was, wilde ik graag mooi zijn. Ik wilde lang, blond, golvend prinsessenhaar, mooie make-up en geweldige kleding. Helaas was geweldige kleding niet in de mode. Gek genoeg was lelijke kleding helemaal in. Intens lelijke kleding dan he, niet gewoon een beetje lelijk. Denk aan: geel-met-rode clowntjestruien, hondenpoepbruine tuinbroeken en paarse trainingspakken met bananen erop. Nee, niet retro-leuk. Gewoon helemaal niet leuk.

Qua haardracht hadden de meisjes een pony die ergens op je achterhoofd begon en een soort afdak vormde boven je jampotbrilletje en je hazentanden. Bij de jongens liep die pony helemaal rond. Stel je voor. Dat noemden onze moeders heel kek 'een bloempotkapsel.' Of een 'champignon.' Leuk hoor. Haha. Knip je eigen haar maar eens zo, met een pony van voor, van opzij EN van achter. Kijken of het dan nog zo grappig is.
Mijn haar, los van elke modegril, stond altijd alsof er een stevige wind van rechts kwam. Het haar rechts van mijn gezicht stond namelijk altijd naar binnen toe, wijzend naar mijn kin. Het haar links van mijn gezicht stond altijd naar buiten toe, wijzend naar de hele wereld behalve mijn kin. Je kon je ongans kammen, maar daar trok het zich niks van aan.

Ergens, vaag, had ik wel het vermoeden dat ik niet helemaal moeders mooiste was. Ik dacht diep na en besloot dat ik waarschijnlijk een heel eind op zou knappen van oorbellen. Knijpoorbellen. Die had ik ergens in een naaidoos zien slingeren en die leken  me het antwoord op al mijn vragen. Het waren grote, beschilderde, houten oorbellen. Ze pasten, voor zover ik als zesjarige kon zien, prima bij mijn gillend gele trui met daarop twee paprika's met gerimpelde gezichten. Met enig gepruts hingen de oorbellen en kon ik de straat op.

Ik denk dat die oorbellen vijf minuutjes hebben gehangen voor ik naar de wc moest, alwaar er eentje losliet en in de plee viel. Ik schrok daar zo van dat ik doortrok. Heb nog een kwartier sip in het water zitten staren. Het was op dat moment, op die plek, dat ik besloot een stoer kind te worden. Aangezien een mooi kind 'm niet ging worden. 

Dus. Heel droevig allemaal. Mocht je me nu eens tegenkomen op een doorsnee dinsdagochtend, in een oogverblindend jurkje, met mijn haar in de krul, strak in de lak en op onhandige hakjes, dan weet je waar dat gedrag vandaan komt. Snif.










bewijsstuk 1.




maandag 19 mei 2014

Gierende Stress En Pesto Potjes


Ik had stress. Grote, gierende stress. Ik moest namelijk pesto hebben. Pesto, zo snel mogelijk. Geen gewone, maar ROOOOJE pesto. Dus scheurde ik naar de Albert Heijn. Toen ik de auto daar parkeerde, zag ik dat Snaakje achterin de auto in slaap gevallen was. Sjit. Ik moest die freak'n pesto hebben. Wat zou ik doen? Zou ik Snaakje in de auto laten? Het was niet te zonnig of te warm. Dan zou het klusje in vijf minuten gepiept zijn. Of zou ik haar wakker maken, over mijn schouder werpen, hopen dat ze niet wakker zou worden (wat ze natuurlijk wel wordt) en dan met een krijsend, rood aangelopen, spartelend wurm door de Appie rennen op zoek naar pesto? Ik koos voor het eerste. Ik dubbelcheckte Snaakje, draaide het raampje op een kier, zette de auto op slot en rende op mijn hakjes naar de Albert Heijn. 

Fout nummer 1. Slechte bestrating
Ik kan best rennen op hakjes. Maar dan moet de straat wel een BEETJE netjes betegeld zijn. Was hier niet zo. Tegen de tijd dat ik bij het eerste putje aankwam had ik al twee keer mijn linkerenkel gezwikt en was ik vier keer door mijn rechterpoot gegaan. Potverdrie, ik had HAAST!

Fout nummer 2. Oma in de deuropening
Ik wilde vol gas door de schuifdeuren slippen toen ik daar een oma zag. Een slome. Eentje zo breed, dat ik er niet langs kon rennen zonder haar te schampen. En oma's schampen is onbeleefd. Ik wilde HEEL HEEL graag onbeleefd zijn, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om haar aan de kant te douwen in mijn jacht naar de rode pesto. Ik heb gevoelsmatig anderhalve maand doorgebracht achter die oma, voordat ze ein-de-lijk door die deur was en ik überhaupt die winkel in kon. 

Fout nummer 3. Albert Heijn XXL
Toen ik eindelijk door de deur was, zag ik DIRECT dat dit een Albert Heijn XXL was. En wat betekent dat voor iemand die er nog nooit is geweest? Juist; zoekenzoekenzoeken tot je het opgeeft en geen andere keuze hebt dan op de grond te gaan liggen en luidkeels te huilen, tussen die honderden kilometers aan schappen. Pesto zit in de allerkleinste potjes die er op deze aardbol bestaan. SNAAKJE mensen, SNAAKJE!!

Fout nummer 4. Pluizige Ouwe Man
Ik had somehow de pesto EN de kassa's gevonden. Ik koos de kortste rij. Een rij met alleen een pluizige, ouwe man en een vrouw met een wollen poncho aan. Ze hadden allebei geen kar. Alleen een mandje. Dit kon niet misgaan. 
Wel dus. 
Pluizige Ouwe Man wilde, nadat hij het bonnetje had gekregen, ook graag een pen. Opeens zag ik aan zijn snoet dat hij niet spoorde. Met zijn pennetje ging deze oetsnuffel het complete bonnetje narekenen. Handmatig. Mompelend: "Plus vijf maakt elf, plus twee keer twintig cent is..."  IK! HEB! HAAAAAAAAAAAST!!

Fout nummer 5. Vrouw met paperclip
Pluizige Ouwe Man z'n bonnetje bleek tot zijn spijt te kloppen, dus hij droop af. Nu alleen die ponchovrouw nog en dan kon ik terug naar mijn kind. Mijn KIND! Mijn hart klopte 32347 slagen per minuut. Ponchovrouw maakte rustig een praatje met de caissière, maar die caissière werkte gelukkig wel door, dus ik kon mijn neiging om Ponchovrouw op haar kop te timmeren met de grote kitkatten die daar bij de kassa liggen, nog net onderdrukken. Maar toen Mevrouw de Poncho haar portemonnee pakte om te betalen ging het alsnog mis. Aan haar portemonnee had 't mens om onduidelijke redenen een hele grote paperclip vastgemaakt. Eentje met een scherpe punt. Die punt had zich door haar wollen poncho heen gespietst en nu zat mevrouw dus vast aan haar portemonnee. Ze wrikte en trok. Ik hoorde kraakgeluiden en haar gilletjes 'Ik zit vast! Ik zit vast!' en de moed zonk me in mijn hakjes. Snaakje, oh, Snaakje! Will I EVER see you again? Ik beet op mijn kaken, slikte alles in wat ik wilde schreeuwen en stampte maar drie keer heel zachtjes met mijn voet op de grond, terwijl ik het liefst gewoon een driftbui had gekregen. 

Ik weet niet meer hoe het verder is afgelopen. Ik weet niet meer hoe ik, zwikkend en flikkerend, gorgelend en briesend, met mijn afschuwelijke pesto bij de auto ben gekomen, maar waar het om gaat: Snaakje was er nog. En op het dashboardklokje zag ik dat ik maar zeven minuutjes weg was geweest. Pfff. 

Ik doe dit NOOIT meer. 







maandag 12 mei 2014

Dooie Kuikens En Ballet

I

Het was een prachtige dag. Mijn snoezige Snaakje en haar evenzo snoezige vriendinnetje waren onder een grote boom aan het balletten op het grasveld. Met roze rokjes aan en op  blote voetjes. Daarbij speelden ze op een plastic fluitje. Het was even stereotiep als idyllisch. Het zonnetje scheen en het leven was goed. En toen, onaangekondigd, donderde er INEENS een bos takken uit de boom. 

Klabats. Precies daar waar de kindjes aan het balletten waren. De dames stopten hun geballerina en keken verbaasd omhoog naar de boom. Daar, op de onderste tak, zat een dikke duif stevig te balen. We keken met andere ogen naar het hoopje takken. Hm ja, met enige fantasie en goodwill kon je wel zien dat de amateur die het gebouwd had, graag had gewild dat het op een nest leek. Mission not so verrie geslaagd helaas.

Snaakje haalde haar schouders op en danste weer verder. Vriendinnetje bleef nog even kijken, maar tilde daarna ook haar voet op om verder te balletten. Met haar ogen gesloten en haar handen boven haar hoofd zette ze haar voet weer neer. KRAAAK!  
Stilte. Oogjes onderzochten een voetje.

"MAAAAMAAAAA!!!  snerkte het over het veld. "Ik heb iets HEEL vies aan mijn voet!" 
Wij moeders sprongen op om te bekijken in wat voor drol ze nu weer was gestapt, maar vonden tot onze grote ontzetting een gekraakt ei. Gekraakt! Een ei! Er droop wat uit en er lag ook nog iets kuikenigs in. Oei. Snel gingen we voor dat nare uitzicht staan. Te laat. Vriendinnetje riep al: "Volgens mij was dat een kuiken!"
Snaakje bromde: "Ja, die it dood denk ik."
Nou. Dat dachten wij ook ja, aangezien het kuiken er niet intact bijlag, nadat vriendinnetje er zo op gedanst had. We staarden een tijdje. Snaakje bewoog als eerste weer. Ik kon haar nog net tegenhouden toen zij met het MONDSTUK van haar fluitje (MONDSTUK!) in het kuikenlijk wilde poeren. 

We keken nu allemaal naar boven. De duif liep zenuwachtig heen en weer over de tak. Pikte een beetje loos hier en daar in de tak en leek zich grote zorgen te maken. Op zo'n moment gaat mijn fantasie dan werken he. Dan ga ik er gelijk vanuit dat dit de vader is. Vaderduif, die van moeder een nest moest maken en deze taak lekker halfbakken had afgeraffeld. Dat vaderduif dacht: "Ah joh, takkie hier, takkie daar. Daarna nog twee takkies rechts over links en links over rechts, beetje aantrekken en klaar is die hap! Vooral niet te moeilijk doen, haha!”
Moederduif komt terug, ziet het 'nest', wordt WOEST, blaft Vaderduif af, legt er dan de volgende dag mokkend en snibbend toch maar een miezerig ei in en vertrekt vervolgens om beter materiaal te scoren voor een GOED nest, want deze prutzooi, daar gaat zij niet nog een keer een ei in leggen. Zo stel ik me dat voor.

Ja, en dan nu Vaderduif, die denkt: “Vogelepoep... Wat doe ik nu. Ma zal niet blij zijn. Ma zal NIET blij zijn. Zeker niet met dat ene geplette kind van ons daar beneden. Oioioi...Misschien dat ik er nog wat van kan maken, als ik alle stukjes kuiken weer een beetje passend in mekaar krijg...” 

Het volgende wat we zagen was dat moederduif terug kwam. Druk fladderend met van alles in haar snavel streek ze neer in de boom. We hoorden schel gekoer. Vaderduif en Moederduif verdwenen daarna in het dichte bladerdak, waar wij ze -helaas- niet meer konden zien. 

De tijd dat ik het leven der duiven idealiseerde is wel voorbij nu. Kuch. 




maandag 5 mei 2014

Trouwdag Over 7300 Nachtjes




Snipje heeft al heel lang een vriend. Simon. Een hele knappe gozer. Hij is heel aardig en lief voor haar en ze hebben nu een jaar of drie vaste verkering. Ze zijn zes, dus dat is de helft van hun leven. Nu denk jij vast: och wat schattig, zo'n kalverliefde. WRONG! Het woord kalverliefde is NIET op hen van toepassing. Ze hebben hun toekomst strakker uitgedacht dan jij op je twintigste. Geen grapje.

Vandaag hoorde ik mijn Snipje bijvoorbeeld tegen haar vriendje zeggen: "We moeten eigenlijk vanaf nu gaan overleggen wat we allemaal wel en niet kopen, he. Omdat we later samen in een huis gaan wonen." Haar vriendje keek heel bedrukt. Ik kon het me voorstellen; ik zou acute bindingsangst krijgen van zo'n opmerking. Het gaat allemaal nog veel verder dan dit. Ik heb ze de gekste dingen horen afspreken:

1. Vervoer van en naar schoonfamilie
Snipje: "We gaan als we getrouwd zijn wel vaak op bezoek bij onze ouders he?"
Simon: "Ja is goed. En als we dan naar mijn vader en moeder gaan dan rij ik."
Snipje: "Oke. En als we dan naar mijn vader en moeder gaan rij ik."
Simon: "Oke."

2. Huisdieren en uitstapjes met het gezin
Simon: "Ik wil hele grote honden. Twee. Hele dikke."
Snipje (kijkt vies): "Echt?"
Simon (heel beslist): "Ja, dat vind ik leuk."
Snipje (slim): "Zullen we dan puppy's kopen? Dan worden ze later wel een keer groot."
Simon: "Eh."
Snipje: "We kunnen dan wel met die puppy's op het strand gaan wandelen."
Simon: "O leuk ja!"
Snipje: "En dat vinden de kinderen ook leuk. Die roepen dan telkens: Mama! Kijk eens wat ik kan! Joehoe! Mama! MAMAAAAA! MA-MA!"

(Had ik al genoemd dat hun toekomstplannen griezelig realistisch zijn?)

4. Werk en Gezin
Snipje: "En dan lijkt het me leuk dat we dan samen in het circus werken. Dat ik bijvoorbeeld op jouw hoofd ga staan ofzo. Of dat ik aan een touw slinger om jou heen ofzo. Dan mag jij wel een dier temmen."
Simon: "Ja, oke. Dan doe ik de olifanten."
Snipje (niet overtuigd): "Nou, die poepen hoor. En dat moet jij dan allemaal opruimen."
Simon (ziet het probleem nu ook): "O."
Stilte...
Simon: "Maar eigenlijk vind ik dat niet handig als jij ook in het circus werkt, want wie is er dan bij de kinderen?"
Snipje (diepe zucht, beseft dat hij een punt heeft): "Pfffff. Nou. Lamaar. Dan word ik wel juf."

Enzovoort, enzovoort. Ze hebben al een keer knallende ruzie gehad omdat Simon had geopperd dat Snipje wel een BLAUWE trouwjurk kon dragen op De Dag. Vette bonje!
De fase dat wij, als ouders, hier hard om lachen, zijn we voorbij. Zijn moeder en ik hebben laatst maar eens besproken wat we eigenlijk aantrekken. Op die bruiloft. 



maandag 28 april 2014

De Koning en De Onvindbare SuperheldPaarden


Koningsdag. De BESTE dag van het jaar. Ik zou het liefst de hele dag kleedjesmarkten afschuimen, bakken met geld uitgeven, de tijd vergeten en mijn kinderen totaal verwaarlozen in mijn blinde jacht naar spotgoedkope hebbedingetjes. Maar ja. Ik ben nu eenmaal een goede moeder. Dus ik ging met Snipje (6) en Snaakje (3) naar het miezerige marktje voor de deur. Ik gaf Snaakje twee muntjes van vijftig cent en keek wat ze er mee ging doen, benieuwd of mijn dochter mijn handelsgeest had geërfd. Bepaald niet, zo bleek...

Bij het allereerste kleedje dat Snaakje tegenkwam zat vriendinnetje Nore, van vijf. Achter een plastic kassa. Nore had een kleedje met daarop schoentjes van haar broertje, dvd's van haar moeder en de boekjes die ze niet meer las. Snaakje walste dwars over het kleedje, pakte zonder te kijken een boekje mee en hield stil bij de kassa. Daar zat Nore, kaarsrecht en bijzonder winkelmevrouwig. Snaakje riep: "Deze boek!" en overhandigde haar muntje van vijftig cent. Nore straalde en wipte haar plastic kassa open. Ze gaf Snaakje een stuiver terug en volmaakt tevreden slofte Snaakje weer, over de schoentjes en de dvd, terug naar mij. Ze leverde haar boek bij me in, draaide zich om en liep (weer dwars over dat arme kleed) terug. Ze graaide al lopend een tweede boek mee en knalde deze keer die net gekregen stuiver op de tafel. In haar nopjes met alweer een klant wipte Nore haar kassa open, pakte er het vijftig centje uit dat ze net had verdiend en gaf 'm aan Snaak. Dik tevreden gingen beiden daarna uiteen. Moeder en ik waren sprakeloos.

Een kleedje verderop zaten Snipje (6) en haar vriendin. Achter een veel serieuzer kleedje. Hier werd serieus gehandeld. Er stond zelfs een fiets klaar voor verkoop. Snaakje zag dat er achter dat kleedje, tussen de serieuze Snipje en haar totaal oranje vriendin, nog een stoeltje vrij was. Heel gewichtig nam Snaakje op dat stoeltje plaats. 
"Waaah!" gilde Snipje, "Mama! Haal haar weg! SNEL! Ze heeft (en toen pas zag ik het) VET GROENE LANGE SNOTTEBELLEN! Nu durft NIEMAND hier meer wat te kopen! IELK!"
Inderdaad zeg. Tussen de keurige, representatieve Snipje en haar gedreven vriendin zat Vieze Snaakje. Met pluizig haar, een half afgeveegde vlag op haar wang, een net iets te brede glimlach en... twee lange, lichtgroene snottebellen. Niet goed voor de zaken.

Ik heb Snaakje maar meegenomen naar een andere markt. Ik hoopte dat ze me lang de tijd zou geven, en daarom gaf ik haar een zoekopdracht. "Snaakje, jij mag iets kopen van mij. Wat wil je vinden? Wat ga je zoeken en kopen?" 
En guess what... Ze klemde haar muntje stevig vast en zij beslist: "Een Superheldpaard." 
Ik heb de hele middag kunnen struinen. Die dingen bestaan niet. Gnagna!






maandag 21 april 2014

P**P


Deze blog gaat over poep en over hoe je daar weer vanaf komt. Het is een informatieve blog voor ouders die hier mee bezig zijn en wel wat tips zouden kunnen gebruiken. Ik merk dat tips en tricks hierover echt een gat in de markt zijn. Als je kind zindelijk wordt is dat voor jullie allebei een lange, frustrerende en bovenal sterk riekende reis naar het vrije leven met een onderbroekje.

Het eerste dat je moet weten is dat zindelijkheidstraining LANG duurt en niets anders is dan een hele rits aan drollen op de grond, pies op vloerkleden en bergen was waar je tunnels doorheen kan graven. (NIET DOEN! STINKT!!)

De eerste beginnersfout die ik maakte was: Te snel de wasmachine inzetten. 
Ik vond ooit eens ergens een onderbroek met een goedgeconserveerde drol, wapperde het grootste  deel ervan griezelend in de wc en rende gillend naar boven om het onderbroekje met een boog in de wasmachine te smijten. Het was mijn eerste volgep**pte onderbroek, moet je weten. Ik had niet gedacht aan alle vastgeplakte resten die er nog gewoon in zaten en drukte als een malle op de startknop. Na het wasprogramma van anderhalf uur kwam ik weer bij de wasmachine. Daar vroeg mijn kind (wijzend) aan mij: "Mama, wat is dat bruine daar wat aan het raampje zit vastgeplakt?" Toen heb ik gillend en griezelend NOG een keer op 'start' gedrukt. Ik zal jullie alvast vertellen dat dit niet de manier is. 

Hoe het wel moet, heb ik van mijn schoonmoeder geleerd. Je moet het drolletje er inderdaad uitwippen (stap 1 was dus intuïtief foutloos uitgevoerd) maarrrrrrr…. daarna spoel je het door, en hang je het onderbroekje binnenstebuiten gekeerd in de wc. Poepplakkaatje naar beneden. Dat laat je een uurtje trekken. Je moet het zien als een theezakje in de thee, dat ken je wel, gewoon even laten trekken. Beetje mee hengelen... Pas daarna komt stap 2, de wasmachine.

En dan ben je er nog niet. Dat heb ik ook ontdekt. Terwijl een onderbroekje hing te trekken, kreeg een van beide dochtertjes hoge nood, ging naar de wc, pieste per ongeluk over het onderbroekje heen en trok het door. De ander, de eigenaresse van het onderbroekje, was ontroostbaar. HAAR onderbroekje, verdwenen in het riool. Wat een nachtmerrie. 

Het is een lange, lange reis naar het leven met een onderbroekje. Stel je daar maar op in. 





maandag 14 april 2014

Iemand In Mij Hoof






Ik heb al eens een blog geschreven over het spelletje 'Ik zie, ik zie'. En over hoe dat geen succes is bij ons. Wij proberen 'Ik zie, ik zie' nu te voorkomen, als we in de auto zitten. In de praktijk klinkt dat dan ongeveer zo: "Hee mama, ik heb een goed ideetje! Zullen we 'Ik z-
"HEEEEE KIJK! Een koe! Warempel. Kijk toch eens aan, er staat een koe in de wei. Ongelooflijk en dat in Nederland. Snipje, weet jij wat een koe geeft? Een ei? Wol? Melk misschien?"

Alles. Als we maar geen 'Ik zie, Ik zie' hoeven te spelen. Mijn schoonzusje, liefhebbende tante van Snipje en Snaakje, is zo groen als gras wat ons spelletjesbeleid betreft. Als Snipje en Snaakje haar zouden vragen 'Ik zie' te spelen zou zij dat gewoon doen. Ha!

Laatst, tijdens een lange autorit, vroeg Snaakje aan haar tante: 'Zulle wij pelletje doen?' Ik gniffelde inwendig. Zou ze erin trappen? Snaakje ging verder: ''Zulle wij doen 'Iemand inne hoof'?' Snaakje gebruikte haar snoezigste stemmetje. En haar tante vloog er met open ogen in. Ik ging er lekker voor zitten. Vervuld van heerlijk leedvermaak luisterde ik hoe dit raadspel zou verlopen. Het ging zo:

Snaakje: 'Jij mag.'
Schoonzusje: 'Oke. Laat me even denken. Uhm. Ja. Ik heb iemand. Ik heb iemand in mijn hoofd.'
Snaakje: 'Is het….jommetje?' 
Schoonzusje: 'Ja, het is een jongen.'
Snaakje, barst los zonder nog maar adempauzes te nemen: 'Heef hij ketting? Heef hij sok? Heef hij armband? Heef hij nek?'
Schoonzusje: 'Ho! Ho! Eén vraag per keer! Wat vroeg je nou? Ja, hij eh... heeft een nek.' 

Snaakje keek alsof zojuist cruciale informatie had losgepeuterd uit haar tante. Ze tuurde nadenkend omhoog, kneep haar ogen tot spleetjes, glimlachte toen veelbetekenend en vuurde daarna nog een aantal vragen af in de trant van 'heef hij juf' en 'heef hij ijsjes'.

Mijn schoonzusje keek hulpeloos mijn kant op. Ik vond het veel te mooi om eens publiek te zijn, in plaats van gekwelde, dus ik liet haar lekker bungelen. 
Schoonzusje: "Pfff, Snaak. Dit is nog een beetje moeilijk voor jou. Vraag anders maar: Is het Ruben?" 
Snaakje, beledigd (want: net lekker op gang): "Nee!" 
Schoonzusje: "Of je vraagt: Is het Jos?"
Snaakje, kwaaier: "Nee!" 
Schoonzusje, verliest haar geduld: "Jawel. Want dat is 'm." 
Snaakje: "Nee! Niet!" 
Schoonzusje: "Jawel. Ome Jos. Die was het. Ome Jos. Die had ik in mijn hoofd."
Snaakje (geeft zuchtend toe, voor de lieve vrede): "Oke. Oma... Oma Jos." 
Schoonzusje: '?' 

Daarna staarden beide kandidaten uit het raam. En ik wist dat nu ook mijn schoonzusje wijzer was geworden.




maandag 7 april 2014

Eendjeshorror In Een Speelpaleis




Ik had een hele goeie, kindvriendelijke speeltuin uitgezocht voor de meiden. Eentje waar ik écht met de beentjes omhoog zou kunnen. Eentje met:
1. Een prachtig klimpaleis
2. Een springkussen
3. Een groot scherm met daarop de Olympische Spelen. (Voor de papa's en mama's.)
4. Kindvriendelijke, oplettende speeltuinmedewerkers.
5. Een bar met limonade, cappuccino en vreetwerk zover het oog reikt.

Wauw. Opgetogen gingen Snipje en Snaakje aan de slag. Ze renden hun eerste drie rondjes, duikelden van het een en ander af en voelden zich al meteen helemaal thuis. Ik rolde me tevreden op in een hoekje en dacht bij mezelf: 'Deze dag kan niet meer stuk!' 
Bij gebrek aan bereik op mijn telefoon keek ik maar naar het scherm met de Winterspelen. Er begon juist een reclameblokje.

Tot mijn grote schrik werd er reclame gemaakt voor een vet enge misdaadserie. Ik zag een kerel uit een raam springen en een brandend gebouw. Grote griebels! Er stonden minstens twintig kleuters bij het scherm. Hadden zij het gezien? Niet zo geschikt namelijk...

Volgende reclame. Voor de Hartstichting. Deze was vast een stuk geschikter dan die vorige. Ik ontspande. Het begon met een lieve, fietsende man, daarna ging er iets mis met deze vrolijke schattebout en vervolgens reed 'ie de sloot in, alwaar er ingezoomd werd op zijn blauwgrijs, in doodsstrijd vertrokken gezicht. 
ARE YOU KIDDING ME!? 
Ik peilde snel de reactie van de kijkende kindertjes. Er was gelukkig maar een enkel jongetje dat angstig huilend onder een tafel dook. 

Daarna kwam het nieuws. Gebiologeerd staarden nu nog meer kindertjes in de 'kindvriendelijke' speeltuin naar het scherm. Ik kreeg het warm. Hier moest iets aan gedaan worden! Hoe erg was het nieuws vandaag? Koortsachtig dacht ik na. Was er nog ergens een erge oorlog ofzo? O kak, ja, de Krim! En hop, daar zag je het al op het enorme scherm. Aargh! Wat een stelletje KOEIEN hier achter de balie! Ze hadden niks door! Ik moest de boel gaan redden. Ik sprong van mijn bankje, spurtte naar de balie en riep: "Alle kleuters hier staan te koekeloeren naar dat scherm en het is niet bepaa-" 

Op dat moment zag ik op het scherm honderden vrolijk rondscharrelende eendjes. Blije, donzige eendjes met kraaloogjes. Op het JOURNAAL. Ik schoot acuut in de stress. Schreeuwde: "O-help-het-gaat-nu-over-snoezige-eendjes-en-ik-hoop-toch-eigenlijk-niet-dat-die-straks-live-worden-geslach-" en je raadt het nooit. Ik had me nog niet omgedraaid of daar zagen alle toegestroomde kindertjes een hele rits ondersteboven eendjes. Geslacht, geplukt en wel. En dat in mijn allerleukste speeltuin tot nu toe.

Ik draaide me tergend langzaam om naar het meisje achter de balie. Ze keek schaapachtig. Tegen de tijd dat ze de computer had bereikt was de weerman al aan het weer begonnen. 

Weet iemand nog een leuke, kindvriendelijke speeltuin?




maandag 31 maart 2014

Mijn Salamihekel Aan Flutlandpony's



Ik heb een salamihekel aan paarden. Zo. Ik heb het gezegd. Ik hoop dus ook van harte dat mijn dochters GEEN paardenmeisjes worden. (Als het nou echt paardenmeisjes blijken te zijn, zal ik me aanpassen.) Ik heb hier goeie redenen voor hoor, mocht je nu meteen in de verdediging schieten voor het paardelijk ras. Mijn redenen:

1. Ik snap dat gemiep niet over dat paarden een HOOFD hebben. En BEE-NUN. Tss. Ik noem die dingen zelfs bij mezelf poten! (Als ik ze net gestoten heb hoor. Normaal zeg ik benen.) 
2. Ik snap ook dat gemauw niet over dat paarden 'edele dieren' zouden zijn. Welke dieren zijn er dan nog meer zo gelukkig om in die categorie te vallen? Volgens mij is dat hele edel-gezwam een complot dat is uitgedacht door paardentijdschriftmensen, in vruchtbare samenwerking met Anki van Grunsven. 

Misschien liggen mijn werkelijke redenen wel dieper. Hm...
1. Ik aaide in mijn onschuldige jeugd het paard van een vriendinnetje, en toen beet 'ie me snoeihard in mijn wijsvinger. Op klaarlichte dag. Ik denk expres.
2. Daarna ging 'ie met zijn ijzeren ROTHOEF op mijn teen staan. Ook niet per ongeluk. 
3. O, en daarna kroop het andere paard van mijn vriendinnetje, een miezerige flutlandpony, onder het hek door (!) en ontsnapte. Wij moesten hem natuurlijk vangen, maar zij durfde niet, dus moest in ene IK met mijn armpjes wijd op de weg gaan staan waar dat galopperende, schuimbekkende, gestoorde stuk ongeluk kwam aandenderen.

Of misschien, misschien, liggen mijn werkelijke redenen nóg wel dieper:
1. Het jaar dat ik -oe spannend- voor het allereerst naar de middelbare school ging (je weet wel, de middelbare school, die plek waar je schoolagenda je visitekaartje is, je papieren imago, je label, je hokje voor alle komende jaren) toen was ik wat laat met het kopen van een agenda. Dus alle agenda's waren op. Er lagen alleen nog maar mierzoete, lichtroze PAARDEN-agenda's in de winkel. 
Ik ben de rest van het jaar gepest. 

Mijn zusje (een schat) is een gemeen monster. Ze wéét dit alles. Ze ként mij. En toch heeft ze laatst een paardentijdschrift gekocht voor mijn dochter. En toen gingen ze er samen in bladeren. En toen vroeg zij met een zoetgevooisde stem: "Wat is eigenlijk jouw lievelingsdier?" TERWIJL ZE IN EEN PAARDENTIJDSCHRIFT ZATEN TE KOEKELOEREN! Ik schreeuwde iets ongecontroleerds waardoor ik het antwoord niet gehoord heb en toen kwamen ze bij een uitvouwbare, grote, kleffe poster met daarop twee gekamde knollen met strikken in hun manen. Daar lispelde mijn zusje, het valse mokkel: "Welke wil jij dan zijn? Ik wil die pony met de blauwe strikken wel zijn, dan mag jij die met de roze strikken zijn."

Het is echt UIT tussen mijn zusje en mij. 


maandag 24 maart 2014

Snaakje Houdt Van Agressieve Kerels




Ik heb twee meiden. Daarom ligt mijn huis vol met meidenspeelgoed. Kroontjes, ontbeende Barbies, poppenonderbroeken en glitterstiften. Dat werk. Nu ging ik eens naar een rommelmarkt en voor een of ander doel had ik even een ActionMan nodig. Liefst de lelijkste. Het was een eenmalig iets dus die pop moest vooral niet teveel kosten. Al snel vond ik een bleu jongetje met zeven lelijke ActionMans op zijn kleedje. Ik zocht de lelijkste eruit, zette het jongetje behendig af en ging bijzonder tevreden met deze oerlelijke ActionMan naar huis. 

Wat. Schetst. Mijn. Verbazing.
Mijn allerliefste Snaakje zag ActionMan, STOOF er op af, omarmde hem en heeft hem nu -bijna een jaar later- nog steeds elke nacht in haar bed liggen. Echt. Ik snap er geen DROL van. Als het mijn doel is om de lelijkste ActionMan van een kleedje te plukken -vertrouw me maar- dan lukt me dat. Dan IS het de lelijkste. Dus waarom!? Waarom?

Vandaag vroeg ik wat het nou was tussen haar en die ActionMan. Ze is drie dus het kwam er een beetje 'moeluk' uit, maar ze vertelde dit:

Deze was van een jommetje, deze Paaidermen (Snaakje, het is een ACTIONMAN. Geen Spiderman.)
Hij heb HELE toere oogjes. (Uh ja. ZEKER heb hij stoere oogjes! Het ene oog is GROEN en het ander ROOD, en dan harmonieus vertrokken in een grimas die zowel walging als agressie uitdrukt.)
Nou, en hij heb hier haar armpjes. En hier haar neusje. En hier haar handje. En haar baardje en haar 'norretje. Hihi! (Klinkt snoezig, maar ze wees hierbij op zijn agressief getrimde sik en snor. NOT cute.)
En hij heb HELE lange bene. Kouwe bene. (Dit zei ze omdat dat jongetje helaas de broek van ActionMan niet meer kon leveren. Waarschijnlijk loopt de Ken van zijn zusje daar in rond. Onze ActionMan moet door het leven in niets meer dan zijn paarse, nogal strakke rompertje.)
O, en hier op haar kopje heb hij een vlekje. (Rauw litteken, liefje, rauw litteken.) Zo hoort hij. Hij heeft dat. Maar mama, wat taat hier? Op haar kontje? (Daar staat 'Made in China', schat.
O. Nou. Oke. Nou...en hij heb bij mij geslaapt en lekker ActionMan liedjes gezinge. Hij kan alles. Hij kan een geldje vasthouden. Kijk, hier heb hij een draaimolen aan haar armpje, daar moet je 'woon aan draaien dat gaat haar vingertjes recht en kwom. Ja… Hij is 'woon gwappig! 

Snaakje keek nog eens vertederd naar 'm. 
"Ahh..Ik tin 'm echt gattig." 

Klaar als een klontje. En toen ging ze weer spelen. 

Ik snap er nog steeds geen biet van.